Algemene grondslagen

Voor waardering en resultaatbepaling

Terug naar navigatie - Voor waardering en resultaatbepaling

De Jaarrekening 2023 is opgesteld met inachtneming van de voorschriften zoals opgenomen in het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV) en de verordening ex artikel 212 Gemeentewet, waarin door de gemeenteraad op d.d. 28 november 2019 (raadsbesluit B19.002343) de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede de regels voor het financiële beheer en de inrichting van de financiële organisatie zijn vastgesteld.

Voor het opstellen van de jaarrekening

Terug naar navigatie - Voor het opstellen van de jaarrekening

Bij het opstellen van de balans hebben wij de volgende uitgangspunten gehanteerd: De waardering van de activa en passiva en de bepaling van het resultaat vinden plaats op basis van historische kosten. Tenzij bij het desbetreffende balanshoofd anders is vermeld, worden de activa en passiva opgenomen tegen nominale waarden.

Algemene uitkering

Terug naar navigatie - Algemene uitkering

De baten en lasten worden toegerekend aan het jaar waarop zij betrekking hebben, onverschillig of zij tot inkomsten of uitgaven hebben geleid. Baten en lasten, waaronder ook begrepen de heffing van de vennootschapsbelasting, worden daarbij verantwoord tot hun brutobedrag. Baten en winsten worden slechts genomen voor zover zij op balansdatum zijn gerealiseerd. Verliezen en risico’s die hun oorsprong vinden voor het einde van het begrotingsjaar, worden in acht genomen indien zij voor het opmaken van de jaarrekening bekend zijn geworden. Met betrekking tot de Algemene Uitkering is bij de bepaling van de baten uitgegaan van de cijfers van de Septembercirculaire 2023.

Eigen bijdrage CAK

Terug naar navigatie - Eigen bijdrage CAK

Gemeente Dronten ontvangt overzichten van het CAK met diverse gegevens; door het ontbreken van inkomensgegevens op deze overzichten, is de informatie over de eigen bijdrage ontoereikend voor de gemeente om de juistheid op persoonsniveau en volledigheid als geheel vast te kunnen stellen. Door de systematiek te kiezen van het vaststellen van de eigen bijdragen door het CAK, heeft de wetgever in feite bepaald dat de verantwoordelijkheid voor de juistheid en volledigheid van de eigen bijdrage geen gemeentelijke verantwoordelijkheid is. Gemeente Dronten kan hierdoor geen zekerheid geven over de omvang en hoogte van de eigen bijdrage.

Voor de rechtmatigheidsverantwoording

Voor de rechtmatigheidsverantwoording

Terug naar navigatie - Voor de rechtmatigheidsverantwoording

De in de jaarrekening opgenomen rechtmatigheidsverantwoording is opgesteld op basis van de kaders zoals besloten in de financiële verordening en op basis van de kadernota rechtmatigheid 2023 van de commissie BBV. Dat betekent dat:

  • De rechtmatigheidsverantwoording toeziet op de financiële rechtmatigheid van baten, lasten, balansmutaties, alsmede de baten en lasten inzake de specifieke uitkeringen op grond van art. 17 Financiële-verhoudingswet;
  • De financiële rechtmatigheid waaronder het voorwaardencriterium, het begrotingscriterium en het misbruik & oneigenlijk gebruik criterium omvat:
    • Voor het voorwaardencriterium bestaat de norm uit het normenkader zoals door de raad d.d. 28-03-2024 is vastgesteld;
    • Voor het begrotingscriterium geldt dat alle overschrijdingen van lasten en investeringskredieten onrechtmatig zijn, waarbij voor een aantal scenario’s in de financiële verordening is beschreven wanneer deze overschrijdingen acceptabel zijn.
    • Voor over- en onderscheidingen van baten, onderschrijdingen van lasten en onderschrijdingen van investeringskredieten geldt dat deze als onrechtmatig zijn aangemerkt indien ze niet tijdig aan de raad zijn gemeld.
  • Ten aanzien van het M&O criterium is de nota M&O beleid van onze organisatie leidend bij het voorkomen en opsporen van misbruik en oneigenlijk gebruik. Omdat alleen bij misbruik sprake is van een onrechtmatigheid zijn eventuele gevallen van misbruik (mits cumulatief met andere fouten of onduidelijkheden boven de verantwoordingsgrens) opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording;
  • De rechtmatigheidsverantwoording is opgesteld binnen de kaders van de kadernota rechtmatigheid 2023 van de Commissie BBV alsmede onze eigen financiële verordening. Dit betekent dat:
    • Een verantwoordingsgrens van 1% (zijnde € 1.575.000) is gehanteerd waarboven cumulatieve fouten en onduidelijkheden in de rechtmatigheidsverantwoording worden opgenomen;
    • Een rapporteringstolerantie van € 25.000 is gehanteerd waarboven fouten en onduidelijkheden in de paragraaf bedrijfsvoering worden opgenomen.

Grondslagen vaste activa

Immateriële vaste activa

Terug naar navigatie - Immateriële vaste activa

Het BBV kent de volgende drie soorten immateriële vaste activa:

  1. De kosten die zijn verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio;
  2. De kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief;
  3. De bijdragen aan activa in eigendom van derden.

De immateriële vaste activa zijn gewaardeerd tegen de oorspronkelijke verkrijgingsprijs (de inkoopprijs en de bijkomende kosten) of vervaardigingsprijs (de aanschafkosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige directe kosten), verminderd met de ontvangen subsidies en bijdragen van derden, de jaarlijkse afschrijvingslasten en afwaarderingen wegens duurzame waardeverminderingen. Duurzame waardeverminderingen van vaste activa worden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar in aanmerking genomen.

De kosten van het sluiten van geldleningen (inclusief de betaalde boeterente) worden geactiveerd en over maximaal de looptijd van de lening volledig afgeschreven, te starten vanaf het moment van het in gebruik nemen van het gerelateerde materieel of financieel vast actief. Indien geen nieuwe lening wordt aangetrokken, zijn de kosten van vervroegde aflossing (boeterente) niet geactiveerd, maar als last verantwoord.
De kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief zijn onder de volgende voorwaarden geactiveerd:

  • Het voornemen bestaat het actief te gebruiken of te verkopen;
  • De technische uitvoerbaarheid om het actief te voltooien staat vast;
  • Het actief in de toekomst economisch of maatschappelijk nut genereert;
  • De uitgaven die aan het actief toe te rekenen zijn, zijn betrouwbaar vast te stellen.

De kosten van onderzoek en ontwikkeling worden volledig afgeschreven in maximaal vijf jaar.

De onder de kosten van onderzoek en ontwikkeling geactiveerde voorbereidingskosten voor grondexploitaties voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • De kosten passen binnen de kostensoortenlijst (artikel 6.2.4) van het Bro; en
  • De kosten blijven maximaal vijf jaar geactiveerd staan onder de immateriële vaste activa. Na maximaal vijf jaar hebben de kosten geleid tot een actieve grondexploitatie, verhaald op derden middels anterieure exploitatieovereenkomsten, dan wel worden deze afgeboekt ten laste van het jaarresultaat; en
  • Plannen tot ontwikkeling van de grond waarvoor de voorbereidingskosten worden gemaakt, hebben bestuurlijke instemming, blijkend uit een raads- of - indien gedelegeerd - collegebesluit;

Bijdragen aan activa in eigendom van derden worden geactiveerd indien aan de volgende vereisten is voldaan:

  • Er is sprake van een investering door een derde;
  • De investering draagt bij aan de publieke taak;
  • De derde heeft zich verplicht tot het daadwerkelijk investeren op een wijze zoals is overeengekomen;
  • De bijdrage kan door de gemeente worden teruggevorderd, indien de derde in gebreke blijft, of de gemeente anders recht kan doen gelden op de activa die samenhangen met de investering.

Op de geactiveerde bijdragen aan activa in eigendom van derden wordt afgeschreven, waarbij de afschrijvingsduur maximaal gelijk is aan de verwachte gebruiksduur van de activa (bij derden) waarvoor de bijdrage aan derden is verstrekt.

Materiële vaste activa

Terug naar navigatie - Materiële vaste activa

Materiële vaste activa zijn fysiek aanwezige activa. Het BBV kent de volgende soorten materiële vaste activa:

  • Investeringen met een economisch nut;
  • Investeringen met een economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven;
  • Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut.

Investeringen hebben een economisch nut indien ze verhandelbaar zijn en/of indien ze kunnen bijdragen aan het genereren van middelen. Alle investeringen met een economisch nut worden geactiveerd. Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut worden geactiveerd en over de gebruiksduur afgeschreven.

Alle materiële vaste activa zijn gewaardeerd tegen de oorspronkelijke verkrijgingsprijs (de inkoopprijs en de bijkomende kosten) of vervaardigingsprijs (de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige directe kosten), verminderd met de ontvangen subsidies en bijdragen die direct gerelateerd zijn aan het actief, de jaarlijkse afschrijvingslasten en afwaarderingen wegens duurzame waardeverminderingen. Duurzame waardeverminderingen van vaste activa worden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar in aanmerking genomen.

Ten aanzien van investeringen met een economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven, geldt dat vanuit de spaarcomponent van heffingen gevormde voorzieningen voor toekomstige vervangingsinvesteringen met economisch nut in mindering zijn gebracht op de in het boekjaar gepleegde investeringen met economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing is geheven. Over het resterende bedrag wordt afgeschreven.

De op de oorspronkelijke verkrijgings- of vervaardigingsprijs toegepaste jaarlijkse afschrijvingen corresponderen met een stelsel dat is afgestemd op de verwachte toekomstige gebruiksduur (kortste van de geschatte economische levensduur óf technische gebruiksduur) van de geactiveerde objecten en voorzieningen.

De gehanteerde afschrijvingstermijnen maken onderdeel uit van de toelichting op de balans bij de jaarrekening 2023, conform de Financiële verordening 2020. De afschrijvingen worden jaarlijkse berekend volgens een stelsel dat is afgestemd op de verwachte toekomstige gebruiksduur (de lineaire methode). Afschrijvingen geschieden daarnaast onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar. Op gronden wordt niet afgeschreven, tenzij de grond deel uitmaakt van een investering in de openbare ruimte met maatschappelijk nut. Eventuele boekwinsten bij inruil of afstoting van een kapitaalgoed zijn als incidentele bate in de jaarrekening verwerkt.

Duurzame waardevermindering van vaste activa 

Afwaardering van bedrijfseconomisch vastgoed vindt plaats indien de directe opbrengstwaarde lager is dan de boekwaarde. Lagere taxatiewaarden dan de boekwaarden van onroerende zaken zijn hierbij als duurzame waardedaling in aanmerking genomen. Afwaardering van maatschappelijk vastgoed vindt plaats indien de directe opbrengstwaarde lager is dan de boekwaarde en er ten opzichte van de huidige functie geen (bestuurlijke) intentie is voor duurzame exploitatie.

Buiten gebruik gestelde vaste activa 

Indien een vast actief buiten gebruik is gesteld, heeft op het moment van buitengebruikstelling een afwaardering van de boekwaarde plaatsgevonden naar de lagere restwaarde.

Erfpacht

De in erfpacht uitgegeven percelen zijn gewaardeerd tegen de eerste uitgifteprijs (i.c. de waarde die bij eerste uitgifte als basis voor de canonberekening in aanmerking is genomen). Percelen waarvan de erfpacht eeuwigdurend is afgekocht, zijn tegen een geringe registratiewaarde opgenomen.

Financiële vaste activa

Terug naar navigatie - Financiële vaste activa

Het BBV kent de volgende soorten financiële vaste activa: kapitaalverstrekkingen aan deelnemingen, gemeenschappelijke regelingen en overige verbonden partijen:

  • Leningen aan openbare lichamen, woningbouwcorporaties, deelnemingen en overige verbonden partijen;
  • Overige langlopende leningen;
  • Uiteenzettingen in ‘s Rijks schatkist met rentetypische looptijd van één jaar of langer;
  • Uiteenzettingen in de vorm van Nederlands schuldpapier met een rentetypische looptijd van één jaar of langer;
  • Overige uitzettingen met een rentetypische looptijd van één jaar of langer.

De financiële vaste activa zijn gewaardeerd tegen de oorspronkelijke verkrijgingsprijs (de inkoopprijs en de bijkomende kosten), de jaarlijkse aflossingen, afschrijvingslasten en afwaarderingen wegens duurzame waardeverminderingen. Duurzame waardeverminderingen van vaste activa worden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar in aanmerking genomen. Zo nodig is een voorziening voor verwachte oninbaarheid op de boekwaarde in mindering gebracht. Participaties in het aandelenkapitaal van NV’s en BV’s (kapitaalverstrekkingen aan deelnemingen in de zin van het BBV) zijn gewaardeerd tegen de verkrijgingsprijs van de aandelen. Indien de marktwaarde van de aandelen daalt tot onder de verkrijgingsprijs, vindt afwaardering naar deze lagere marktwaarde plaats.

Grondslagen vlottende activa

Voorraden

Terug naar navigatie - Voorraden

De balanspost voorraden wordt onderscheiden in:

  1. Grond- en hulpstoffen;
  2. Onderhanden werk, waaronder bouwgronden in exploitatie;
  3. Gereed product en handelsgoederen;
  4. Vooruitbetalingen.

1. Grond- en hulpstoffen
Grond- en hulpstoffen worden gewaardeerd tegen de verkrijgings- of vervaardigingsprijs. Indien de marktwaarde lager is dan de verkrijgings- of vervaardigingsprijs, worden de grond- en hulpstoffen tegen deze lagere marktwaarde gewaardeerd.

2. Onderhanden werk, waaronder bouwgronden in exploitatie
Het startpunt van een grondexploitatie is het raadsbesluit met de vaststelling van het complex, inclusief grondexploitatiebegroting. Vanaf dat moment wordt de grondexploitatie geopend en kunnen vervaardigingskosten worden geactiveerd.
De onderhanden werken grondexploitatie zijn opgenomen tegen de verkrijgings- of vervaardigingsprijs, verminderd met de opbrengst wegens verkopen. Indien de boekwaarde de marktwaarde van de grond overschrijdt, wordt een afwaardering naar de lagere marktwaarde verantwoord / wordt een voorziening voor het verwachte negatieve resultaat op startwaarde getroffen. De vervaardigingsprijs omvat de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten (limitatief opgesomd in de kostensoortenlijst zoals opgenomen artikel 6.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening), welke rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend. In de vervaardigingsprijs worden daarnaast een redelijk deel van de indirecte kosten opgenomen en is de werkelijk over vreemd vermogen betaalde rente over het boekjaar toegerekend. De rente is toegerekend over de boekwaarde van de grondexploitatie per 1 januari van het betreffende boekjaar.

De disconteringsvoet die is gehanteerd in de berekening van de contante waarde ten behoeve van het treffen van een verliesvoorziening voor negatieve grondexploitaties, is voor alle gemeenten gelijk gesteld aan het maximale meerjarig streefpercentage van de Europese Centrale Bank voor de inflatie binnen de Eurozone (voor 2023: 2%).
Voor winstneming geldt de percentage of completion methode: voor zover gronden zijn verkocht en opbrengsten zijn gerealiseerd, wordt tussentijds naar rato van de voortgang van de kosten en de opbrengsten winst genomen. Indien aan de volgende voorwaarden is voldaan, bestaat er voldoende zekerheid om winst te kunnen nemen:

  • Het resultaat op de grondexploitatie kan betrouwbaar worden ingeschat; én
  • De grond (of het deelperceel) moet zijn verkocht; én
  • De kosten zijn gerealiseerd (winst wordt naar rato van de realisatie gerealiseerd).

De waardering van de in exploitatie genomen gronden is gebaseerd op de inzichten van januari 2024 en de daarbij behorende inschatting van uitgangspunten, parameters en risico’s. Uiteraard betreft dit een inschatting die omgeven is door onzekerheden die periodiek, maar minimaal jaarlijks, wordt herzien en waarbij de waardering in het komende jaar zowel positief als negatief kan uitvallen. Het college is van mening dat op basis van de huidige informatie en inzichten de beste schatting is gemaakt voor de waardering van de in exploitatie genomen gronden.

Het college hanteert de volgende algemene uitgangspunten ten aanzien van haar schattingen:

  • Rentepercentage bedraagt 1,61%;
  • Kostenindexatie bedraagt voor de 1e 10 jaar 3%, daarna 4%;
  • Opbrengstenindexatie bedraagt voor de 1e 10 jaar 2%, daarna 0%;
  • De geplande afzet is mede gebaseerd op het woningbouwprogramma opgenomen in de Woonvisie en 2,4 hectare uitgifte bedrijventerrein (inclusief 0,5 hectare derden).

Ten aanzien van de geraamde nog te maken kosten heeft het college de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  1. De grondprijzen worden vastgesteld conform de systematiek en uitgangspunten genoemd in de door het college vastgestelde grondprijzennota. De gehele nota is in december 2021 geactualiseerd en vastgesteld door het college;
  2. Jaarlijkse wordt via een door het college te besluiten “grondprijzenbrief” wijzigingen op deze nota vastgesteld.

Ten aanzien van de geraamde nog te realiseren opbrengsten heeft het college de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • Marktconforme grondprijzen gebaseerd op een normatieve residuele methode of comparatieve methode.

Jaarlijks wordt per 1 januari van het jaar alle grondexploitaties op uniforme wijze in beeld gebracht en wordt inzage gegeven in het weerstandsvermogen van de grondexploitaties. De Perspectiefnota 2024 wordt aan de raad aangeboden in het kader van de Jaarrekening 2023.

De risico’s zijn nader toegelicht in de paragraaf Grondbeleid en de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing in het jaarverslag. Gelet op de planperiode (einddatum van het langstlopende complex is ultimo 2036) en de geprognosticeerde omzetten, zijn aan het exploiteren van gronden risico’s verbonden. Afhankelijk van het stadium waarin de exploitatie c.q. uitvoering van het betreffende complex zich bevindt, zal het risico afnemen naarmate de einddatum van de grondexploitatie nadert. In mindere mate geldt dit ook voor het tijdelijke beheer van onroerende zaken die verhuurd/verpacht zijn.
Uitgangspunt is dat de risico’s zo veel mogelijk binnen het totale resultaat van de gezamenlijke grondexploitaties (en reserves en voorzieningen) worden opgevangen.

In de perspectiefnota worden deze “bedrijfsrisico’s” beschreven en zo mogelijk nader gekwantificeerd. Hierin hebben wij het onderscheid gemaakt tussen de algemene exploitatierisico’s (hierbij valt te denken aan het fluctueren van de rente- en inflatieparameters) en de locatie specifieke risico’s, welke per exploitatiegebied zoveel mogelijk in beeld zijn gebracht en omschreven.

3. Gereed product en handelsgoederen
De voorraad eigen verklaringen is gewaardeerd tegen de laatst bekende verrekenprijzen van de leverancier. De overige voorraden worden gewaardeerd tegen historische kostprijs. Indien de marktwaarde lager is, dan wordt tegen marktwaarde gewaardeerd.

4. Vooruitbetalingen
De vooruitbetalingen hebben betrekking op goederen die nog niet fysiek aanwezig zijn, maar waar al wel voor is betaald. Deze zijn, voor zover van toepassing, tegen de laatst bekende inkoopprijzen gewaardeerd.

5. Uitzettingen met een rentetypische looptijd korter dan één jaar
De uitzettingen met een rentetypische looptijd korter dan één jaar worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Voor verwachte oninbaarheid is een voorziening in mindering gebracht. Deze voorziening wordt statisch bepaald.

Schatkistbankieren

Terug naar navigatie - Schatkistbankieren

In principe dienen alle overtollige middelen in de schatkist te worden aangehouden. Het zogenaamde 'drempelbedrag' is hierop een uitzondering. Dat is een minimumbedrag (afhankelijk van het begrotingstotaal van de gemeente) dat gemiddeld per kwartaal buiten de schatkist mag worden gehouden. Dit bedrag staat verantwoord bij de toelichting op de rekening-courantverhouding met het Rijk.

N.B. De drempel is gelijk aan 2,0% van het begrotingstotaal indien het begrotingstotaal lager is dan € 500 miljoen, waarbij het drempelbedrag minimaal € 1 miljoen bedraagt. Indien het begrotingstotaal hoger is dan € 500 miljoen, is de drempel gelijk aan € 10 miljoen, plus 0,2% van het begrotingstotaal dat de € 500 miljoen te boven gaat. De drempel is nooit lager dan € 1.000.000.

Overlopende activa

Terug naar navigatie - Overlopende activa

De overlopende activa zijn gewaardeerd tegen nominale waarde. Voor verwachte oninbaarheid is een voorziening in mindering gebracht. Deze voorziening wordt statisch bepaald.

Grondslagen vaste passiva

Eigen vermogen

Terug naar navigatie - Eigen vermogen

De post eigen vermogen wordt onderscheiden in:

  • Reserves, gespecificeerd naar:
    • Algemene reserve;
    • Bestemmingsreserve;
  • Het gerealiseerde resultaat volgend uit het overzicht van baten en lasten in de jaarrekening.

Reserves

Terug naar navigatie - Reserves

In het BBV worden reserves omschreven als vermogensbestanddelen die als eigen vermogen zijn aan te merken en die vanuit bedrijfseconomisch oogpunt vrij te besteden zijn. De vaststelling van de noodzakelijke omvang van reserves is een zaak van de gemeenteraad. Daarom worden reserves ook wel onderverdeeld in algemene en bestemmingsreserves. Zodra de raad aan een reserve een bepaalde bestemming heeft gegeven, is er sprake van een bestemmingsreserve. Om die reden kunnen bestemmingsreserves naar de situatie per ultimo verslagjaar geen negatieve stand kennen. Heeft een reserve geen bestemming, dan wordt het de algemene reserve genoemd.

Vreemd vermogen (voorzieningen)

Terug naar navigatie - Vreemd vermogen (voorzieningen)

Voorzieningen behoren tot het vreemd vermogen (schulden) van de gemeente. Om die reden kunnen voorzieningen naar de situatie per ultimo verslagjaar geen negatieve stand kennen. Voorzieningen worden gewaardeerd op de contante waarde (beheerplannen en grondexploitaties) of het nominale bedrag van de betrokken verplichting c.q. het voorzienbare verlies.

Voorzieningen worden gevormd indien sprake is van:

  • Verplichtingen en verliezen waarvan de omvang op de balansdatum onzeker is, doch redelijkerwijs te schatten;
  • Op de balansdatum bestaande risico’s ter zake van bepaalde te verwachten verplichtingen of verliezen waarvan de omvang redelijkerwijs is te schatten;
  • Kosten die in een volgend begrotingsjaar zullen worden gemaakt, mits het maken van die kosten zijn oorsprong vindt in het begrotingsjaar of in een voorafgaand begrotingsjaar en de voorziening strekt tot gelijkmatige verdeling van lasten over een aantal begrotingsjaren;
  • Bijdragen (spaarcomponent) aan toekomstige vervangingsinvesteringen met een economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing wordt geheven;
  • Middelen verkregen van derden, die specifiek besteed moeten worden, met uitzondering van de voorschotbedragen verkregen van Europese en Nederlandse overheidslichamen met een specifiek bestedingsdoel, die dienen ter dekking van lasten van volgende begrotingsjaren.

De vorming van een voorziening, dan wel een dotatie aan een reeds bestaande voorziening, is als een last in het betreffende boekjaar verantwoord. Alle aanwendingen aan voorzieningen zijn rechtstreeks ten laste van de voorziening gebracht en in het verslagjaar niet ten laste van de exploitatie verantwoord.

Aan voorzieningen ter egalisatie van (onderhouds)lasten van kapitaalgoederen over meerdere begrotingsjaren ligt een actueel (beheer)plan ten grondslag. Uitgevoerd achterstallig onderhoud is daarbij ten laste van de exploitatie verantwoord. Deze lasten zijn niet ten laste van de gevormde voorziening gebracht.

Voorzieningen worden niet gevormd voor jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van vergelijkbaar volume. Voor het bepalen van het “jaarlijks vergelijkbaar volume” is een tijdsperiode van vier jaar gehanteerd.

Rentetoevoegingen aan voorzieningen vindt alleen plaats bij voorziening op basis van contante waarde berekening. Na toevoeging van rente over stand per 1 januari wordt de benodigde stand ultimo 2023 bepaald en vindt een dotatie aan c.q. vrijval van de voorziening plaats.

Grondslagen vlottende passiva

Overlopende passiva

Terug naar navigatie - Overlopende passiva

De overlopende passiva wordt onderscheiden in:

  • Verplichtingen die in het begrotingsjaar zijn opgebouwd en die in een volgend begrotingsjaar tot betaling komen, met uitzondering van jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van vergelijkbaar volume;
  • De voorschotbedragen voor uitkeringen met een specifiek bestedingsdoel die dienen ter dekking van lasten van volgende begrotingsjaren.